Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mozes nu zeide: [35]Gij hebt recht gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht zien! 35. Dat is geen getuigenis, dat Farao recht en goed gesproken had, maar Mozes geeft hem te verstaan dat het aldus zou geschieden, gelijk Farao gesproken had, belangende zijn wederkomst, daar Mozes wist wat God over Farao besloten had.